Аннотация
Jean Toomer
Bloedbrandende maan
1
Uit de afbrokkelende stenen muren, uit de verrotte vloerplanken en de zware met de hand gehouwen eikenbalken van de vooroorlogse katoenfabriek kwam de avondschemer op. Uit de schemer kwam de volle maan op. Zij gloeide als een brandend blok dennenhout en verlichtte de grote deur. Zacht stroomde haar licht over de rij negerhutten langs de enige straat van het fabrieksdorp. De volle maan door de grote deur was een slecht voorteken. Negervrouwen zongen liedjes tegen de betovering.
Louisa zong terwijl ze over de heuveltop kwam, bij de keuken van haar blanke bazen vandaan. Haar huid had dezelfde kleur als de bladeren van jonge eikenbomen in de herfst. Haar borsten waren stevig en pront als rijpe eikels. En haar zingen klonk als het zachte ruisen van de wind in vijgenbomen. Bob Stone, de jongste zoon van de mensen voor wie ze werkte, hield van haar. Het leek erop dat hij haar had veroverd — tenmin...
Отзывы